Jij
onmetelijke bron van liefde
bezieler van vrede en
bezieler van vrede en
schepper van rust
Ik
onwezenlijk wezen
dobberend op ’t leven en
mijmerend over lust
Jij
zowel leraar als leerling in
het liefdesspel dat ons heette
Ik
trouwe dienaar van verlangen
en diender der zintuiglijk genot
Jij
het lege theezakje op m’n keukentafel
dat ons dronk door dorstige dagen
Wij
in deze dronk badend en
onze dorst aan elkaar lavend
compleet door liefde verslagen
Wij
nu met spijt verscheept naar
verre landen en onze droom
verstrengeld in jouw handen
Ik
die enkel jou
doorleven wou